Jan Gamel, 15041572 (68 Jahre alt)

Name
Jan /Gamel/
Vornamen
Jan
Nachname
Gamel
Geburt um 1504
Beruf
Seidenhändler

Geburt einer TochterMaria Gamel
1525 (21 Jahre alt)
Geburt einer TochterAnna Gamel
um 1530 (26 Jahre alt)

Geburt einer TochterElisabeth Gamel
um 1530 (26 Jahre alt)

Geburt eines SohnsJan Gamel
um 1530 (26 Jahre alt)

HeiratJacobmine van BreuseghemDiese Familie ansehen
1539 (35 Jahre alt)
Tod einer EhefrauJacobmine van Breuseghem
vor 1553 (49 Jahre alt)

INDI:_FID
LB46-T91

Tod August 1572 (68 Jahre alt)
Bestattung 20. August 1572 (0 nach dem Tod)
Familie mit Jacobmine van Breuseghem
er selbst
15041572
Geburt: um 1504Antwerpen, Antwerpen, Flandern
Tod: August 1572Antwerpen, Antwerpen, Flandern
Ehefrau
Heirat Heirat1539Antwerpen, Antwerpen, Flandern, Belgium
-13 Jahre
Tochter
1525
Geburt: 1525Antwerpen, Antwerpen, Flandern
Tod:
6 Jahre
Tochter
1 Jahr
Tochter
1 Jahr
Sohn
Gemeinsame Notiz

1558 schloss er sich mit den Antwerpener Pauwels van Hout und dem Deuschen Peeter Sobrecht zusammen um eine Handelsgesellschaft für den Spanienenhandel zu gründen; die Gesellschaft hatte ein Startkapital von 200 "vlaamse groten"

Gemeinsame Notiz

1565 und den darauf folgenden Jahren stehen in den Zertifikationsbüchern mehrmals Sendungen vermeldet für ihn (Gold- und Silberdraht, Nüsse, Holz, Kupferdraht, Salz, Zucker) ; Diese Warensendungen wurden nach Narva, im Finnischen Golf gebracht

Gemeinsame Notiz

GAMEL, Jan, koopman en aalmoezenier. Geboren vermoedelijk omstreeks 1504 - 1506; overleden te Antwerpen omstreeks 11 aug. 1572. Eerste vermelding als poorter van Antwerpen in 1529. Gehuwd met Jacobmyne van Brueseghem (+ in 1552). Catherine Mossus werd zijn tweede echtgenote in 1558. Uit zijn eerste huwelijk had hij vier kinderen met name Jan, Anna, Maria en Elisabeth. Jan junior werd te Lissabon onderricht in de "coopmanscap ende sprake". In 1577 werd hij tot schepen van de stad Antwerpen verkozen en hij behieId die functie ook in 1578. In 1580 fungeerde hij als hoofdman van de poorterij. Hij overleed vermoedelijk in 1581. Zijn drie zusters bleven door hun huwelijk, respectievelijk met Jacques van Yewerve, Jacques della Faille en Valerius Rutz, in de commerciële wereld toeven. Uit J. G.'s tweede huwelijk sproten eveneens vier kinderen nl. Niklaas, Jehanne, Catherine en Susanna. Noch over de geboorteplaats, noch over de geboortedatum van G. zijn we voldoende ingelicht. Vanaf 1539 wordt hij niet zelden vermeid als koopman of zijdelakenkoopman. In 1542 nam G. te Antwerpen zijn intrek in "de Kerre", een huis dat gedeeltelijk aan de Meir en gedeeltelijk aan de Baergiestraat (de huidige Otto Veniusstraat) lag. Het betrof een ruim pand, want de aankoopakte gewaagt van twee woningen, een grote tuin en een zomerhuis met een gang ernaast, waarin ook aanplantingen waren gedaan. Dat het een huis van standing was, hoeft geen betoog, als wij weten dat het later deel is gaan uitmaken van het hotel "Rodriguez", zo genoemd naar Simon Rodriguez d'Evora, een Portugees, die het pand in 1596 kocht. De vermelding "zijdelakenkoopman" impliceert niet dat G. een beperkte belangstelling had. Geassocieerd met Jacques della Faille verzond hij zowel goud - en zilverdraad, kamelot, Brugs satijn als aluin, galnoten, koperdraad en Bresilhout naar Narva in de Finse golf. Ook met de handel in zout liet G. zich in. Op 18 febr. 1567 werd immers een contract opgesteld tussen G. en Jacques della Faille enerzijds en Gheleyn Gielissz. van VIissingen, schipper op de "Sint-Joris" anderzijds om naar Brouage te varen en zout te halen, het zout naar Zeeland te brengen, vermoedelijk voor raffinering, en van daaruit met het zout en met andere goederen naar Narva te varen. De "suikerkisten van de Canarie" die in de inventaris van het sterfhuis geciteerd worden, laten ook een bedrijvigheid in de suikerhandel vermoeden. Blijkbaal hechtte G. in het begin van zijn carrière het grootste belang aan de handelsbedrijvigheid, maar later heeft hij zijn interesse wel enigszins verlegd. Reeds in 1558 was hij geassocieerd met de Antwerpenaar Pauwels van Houte en de Duitser Peeter Sobrecht met het doel samen handel op Spanje te drijven. Hij combineerde toen duidelijk actieve deelname aan de handel op Spanje door rechtstreekse participatie in het risico, met een zuiver financiële activiteit door lening tegen vaste interest aan Sobrecht, die geen liquiditeit bezat. Tot het vennootschap van 1558 heeft G. zich beslist niet beperkt. In het geheel van zijn fortuin bij over lijden kan het overwicht vastgesteld worden van de potentiele liquiditeit (obligaties en andere titels op korte en relatief korte termijn), waarvan de grote bedragen stamden uit het laatste derde van G.'s loopbaan. Bovendien bleek een hoeveelheid baar geld in huis aanwezig te zij n, wat eveneens zij het dan niet uitsluitend, aan een financiële activiteit van de koopman toegeschreven kan worden. Wij berekenden G.'s eindvermogen en bekwamen 245.418 karolusguldens 18 stuivers. Van dit totaal waren 52,40 % belegd in roerende goederen op korte termijn, 18,02 % in onroerende goederen, 13,04 % in roerend bezit op lange termijn, 16,52 % in huisraad, sieraden, zilverwerk, juwelen en baargeld. Het berekende eindbedrag krijgt nochtans slechts betekenis wanneer het getoetst wordt aan de rijkdom van andere succesvolle kooplui. Zo blijkt dan dat G. zeer kapitaalkrachtig was, zelfs in internationaal verband mocht hij een vergelijking doorstaan met een André Ruiz uit Nantes en een Sebastiaan Welser uit Nürnberg, zakenlieden uit dezelfde tijd. Het feit dat hij ook fungeerde als aalmoezenier der huisarmen, een erepost die gereserveerd werd voor de rijkste burgers van Antwerpen, wijst er trouwens op dat hij over een groot vermogen beschikte. Die functie nam hij waar in 1545 - 1546: dus was hij toen al in zekere mate een gearriveerd koopman en een burger met naam in de stad! Terwijl bij het begin van de zestiende eeuw hoofdzakelijk machtige koop- en bankiershuizen aan de touwtjes van de wereldhandel trokken, werd hun monopolie geleidelijk aangetast door handels technische verbeteringen, die het pad ruimden voor de ,,democratisering" van de verre handel. Toen immers de tijdelijke participatie en de commissiehandel algemeen ingang von den, kon ook de kleinere koopman een balletje opgooien en zijn kans wagen. Aldus werd het de Zuid- en Noordnederlandse kooplieden mogelijk een betekenisvolle rol te spelen in de expansie van de verre handel op het Zuiden. O. kan beschouwd worden als een typische exponent van deze ontwikkeling. Aanvankelijk behoorde hij zeker niet tot de topklasse van de Antwerpse zakenwereld, maar hij heeft zich toch zó kunnen opwerken dat hij als een zeer geslaagd zakenman gold, die ook op zijn beurt de kans zag, andere kleine kooplieden in hun ambitie op de verre handel te stimuleren. G. was geldschieter voor mensen uit eigen milieu, ontving geen deposito's, deed niet aan wisselarbitrage en betekende geen geldelijke steun voor de regering: hij bewoog zich dus ergens tussen de kassiers en de koopliedenbankiers. H. DE SMEDT.

Gemeinsame Notiz

Gründete mit seinem Schwager Franchoys van Breuseghem eine Handelsgesellschaft

© Peter Kreutzwald, September 2020, powered by webtrees